Ik zie het
nog steeds voor me. Twee keer per jaar hingen er vlaggen van het Rode Kruis rond
de oude mavo. Iedereen in het dorp wist dat er weer bloed gedoneerd kon
worden. Ook al was het een ver-van-mijn-bed-show, vanaf het moment dat ik mócht
geven heb ik het gedaan. Beetje primitief, op veldbedjes, maar met het goede doel
voor ogen.
Bij Johan
was het vergelijkbaar. Zijn vader gaf al sinds jaar en dag bloed bij de bloedbank,
en het was voor hem niet meer dan logisch dat hij dat ook ging doen. Na een aantal
jaren hield het, mede door regelgeving en veiligheid, voor het Rode Kruis op. Iedereen
werd verzocht voortaan naar Leiden te gaan voor donaties. En zo konden Jo en ik
gezellig samen. Op een gegeven moment werd ons de vraag gesteld of we plasmadonor
wilden worden. Dat mag vaker (elke twee-drie weken) en duurt wat langer maar ach,
je ligt daar niet op een veldbed. Nee, het zijn heerlijke stoelen, bakkie erbij,
eventueel wat lekkers als je klaar bent. Prima te doen!
Later zijn
we allebei nog gevraagd om plaatjesdonor (op afroep) en beenmergdonor te worden.
Overal zeiden wij ja op. ‘Beter geven dan nemen’ was ons motto. En buiten dat: we waren er van overtuigd dat
we gezond waren. Dat moest haast wel als je zo vaak werd gecheckt! Helaas ging die vlieger niet op. Ze
kunnen je namelijk niet overal op testen. En zo kwam het moment dat Johan in plaats
van te geven, moest némen. Heel raar. Vooral ook omdat je je dán pas realiseert
hoe belangrijk donoren zijn.
Johan heeft
meer dan 100 keer plasma gegeven zonder daar verder over na te denken. Maar als
je het dan nodig hebt, zie je het in een heel ander licht. Voor elke zak bloedplaatjes
die hij kreeg, zijn zes donoren nodig. Op een gegeven moment was dat vier keer
per week, dus dat waren er al vierentwintig! En Johan is niet de enige die dat nodig had, hè.
Misschien krijgen in Nederland wel 1000 mensen per dag een plaatjestransfusie. Geen enkele keer werd
er gezegd: We hebben het niet voor u. Al die donoren die belangeloos hun ritje naar
de bloedbank maken, zijn goud waard!
Voor mij een
reden om zolang ik het kan ermee door te gaan. Intussen ben ik ook al ruim boven
de 125 donaties. Ik denk aan de mensen die we er mee hebben kunnen helpen, ondersteunen,
wellicht wat extra tijd hebben gegeven. Ook de jongens zijn ermee begonnen op hun
achttiende. Omdat zij precies weten waarom die voorraad bij de bloedbank op peil
moet worden gehouden.
Denk er maar
eens over na. Als je kunt, meld je dan aan en probeer het. Stoppen kan altijd. Maar
realiseer je dat je het zelf ook ooit nodig kunt hebben. Er is namelijk altijd een
kans dat geven nemen wordt.