vrijdag 8 november 2019

Slechts op bezoek

Dinsdagmiddag kwart over twee. Ik heb mijn auto geparkeerd en sta nu voor een draaideur die onregelmatig draait. Achter de deur speelt de wereld uit mijn grootste nachtmerrie zich af. Onbewust zet ik mijn masker op en trek het muurtje wat hoger, in de hoop dat het zal me beschermen. Moedig stap ik erin, wetend wat er komt en toch ook weer niet. Alsof het leven een spel monopoly is en je succes, geluk en gezondheid worden bepaald door het aantal ogen wat je gooit. Dit maal ben ik "slechts op bezoek". Het voelt als of ik een kaartje bij me heb in de trant van : "verlaat de gevangenis zonder betalen".
Ik ben niet gek, ik wéét hoeveel mensen er dagelijks in een ziekenhuis komen. Ik lees het in de berichten van vrienden op Facebook en hoor het om me heen. En toch... toch raak ik er niet aan gewend.

In alles schuilt herinneringen, en écht, heus niet alleen maar slechte. Zo zie ik een kersverse moeder met haar pasgeboren zoontje, die wachten tot papa de auto heeft gehaald. Voor het eerst naar huis, een leven voor zich, hopelijk gevuld met veel voorspoed en geluk. Is het echt al 23 jaar geleden dat ik zo met Bart zat te wachten, en bijna 19 jaar geleden met Luuk?
Het gevoel van toen komt volledig boven en verrast me enigszins. Fijn om ook dié herinneringen nog op te kunnen roepen. Ik kon mijn ogen niet van hem afhouden. Die piepkleine vingertjes en dat schattige neusje. Nog totaal weerloos en onwetend. In stilte beloofde ik hem dat ik alles zou doen om hem gelukkig te maken. Pril geluk dat oneindig had moeten duren.

Ik loop verder de gang in. Bezoek loopt in en uit, patiënten wachten bij de apotheek op hun beurt. Nog steeds ziek, maar goed genoeg om in elk geval naar huis te mogen. Elke patiënt met een eigen verhaal. Ook dáár zie ik ons nog zitten. Soms kregen we zoveel mee dat we bijna een doos nodig hadden om alles mee te krijgen. Zelfs de apothekersassistenten kenden ons en we kletsen alsof we goede bekenden waren.

Dan zie ik ze zitten. Aan een tafeltje halverwege de gang zit een man van ongeveer mijn leeftijd. Naast hem zit een vrouw met rode ogen, en een jongen, rond de twintig. De man heeft een infuuspaal bij zich, en de blik in zijn ogen verraad dat dat niet voor wat extra vocht is. Ik ken de blik maar al te goed. De blik van wanhoop met een sprankje hoop. Onze blikken kruisen elkaar en ik knik hem bemoedigend toe.

Wat heb ik met hen te doen. Het hele gezin lijdt aan die rotziekte, angst en onzekerheid worden nieuwe hoekstenen. Wat staat deze mensen nog te wachten? Bizar om te realiseren dat het ons dus ook gewoon is overkomen. Soms lijkt het echt nog steeds een vaag en slecht verhaal. Zeker als ik een paar nachten achter elkaar over hem gedroomd heb, dan lijkt het net of hij er gewoon nog is.

Inmiddels ben ik bij de lift gekomen en schud ik het leed dat ik tegenkwam van me af, voor mijn eigen wanhoop weer de overhand kan krijgen. Voor mijn eigen pijn weer omhoog kan komen.
Mijn masker heeft moeite om mijn prikkende tranen tegen te houden. Maar dapper slik ik ze weg. Want vandaag heb ik nog hoop.
Vandaag ben ik "Slechts op bezoek..."